donderdag 3 september 2009

‘Rouwen is doen alsof je normaal bent’.

Door deze zin werd een lezeres van mijn boek ‘de dood legt Liefde bloot’ diep getroffen. Het is de eerste zin van het stukje ‘beetje typisch - ik kom niet bij mij’ op blz 148 in het hoofdstuk ‘rouwen’. Het gaf haar veel herkenning.

Ze vraagt zich af wat rouwen precies is, of het stilstaan of doorgaan is? Ze vertelt dat ze eens op straat liep en veel mensen zag lopen. Ze realiseerde zich dat niemand haar verdriet kon zien, dat ze zoveel verdriet had en de wereld maar doordraaide alsof er niets gebeurd. Dat is wat mij ook frappeerde; de wereld ziet er ogenschijnlijk normaal uit, alles gaat zoals het gaat en iedereen doet alsof er niets aan de hand is, maar schijnt bedriegt, wat je ziet is niet de werkelijkheid, de werkelijkheid is onzichtbaar voor het oog.

Aan het einde van hoofdstuk ‘verliezen’ schrijf ik:

Buiten denkt iedereen het eeuwige leven te hebben en wordt er slordig en roekeloos met de tijd omgegaan, althans zo lijkt het vaak. Als ik even naar buiten ging om een boodschap te doen, voelde ik me een wereldvreemde. Hadden de mensen geen idee waar het om ging, zagen ze het dan niet? Hoe kon het bestaan, hoe kon iedereen doen alsof alles zo gewoon was, zo vanzelfsprekend? Het scheen me toe dat mensen oog- en oorkleppen op hadden. Ze keken niet, ze luisterden niet, ze zagen het zo heel bijzondere, het zo heel stille in de lucht niet. Ik kocht een boek alsof ik nog nooit een boek had gekocht.

Ja, normaal doen, wat is dat eigenlijk, welke norm wordt hiervoor gehanteerd. Door wie is die norm bepaald? Daar spelen heel veel zaken mee, het antwoord daarop is heel persoonlijk en heel complex , maar een ding is wel duidelijk: voor rouwenden is niets meer normaal, is niets meer vanzelfsprekend. De hele wereld lijkt te doen alsof alles vanzelfsprekend is, alles lijkt maakbaar, de buitenwereld lijkt de verwondering voorbij.

Hoeveel verdriet en vreugde loopt er eigenlijk op straat rond zonder dat we het zien. Hoever gaan we in het tonen van ons gevoel, hoe zuiver is ons gevoel? Toon je het pas als het door je eigen zeef is gegaan en aan wie toon je het dan, hoeveel ruimte krijg je en hoeveel ruimte geef je er zelf aan. Aan wie toon je het wel en aan wie niet? Is er een noodzaak om het te uiten, lucht het op of wordt het er juist groter van?

Allemaal vragen die ieder voor zich door verder te leven beantwoord krijgt, met vallen en opstaan, door je neus te stoten of juist alle ruimte te ervaren. In echt contact met anderen leer jezelf hierin kennen.

Ik citeer uit mijn boek:

Het proces dat je doormaakt als je een zwaar persoonlijk verlies lijdt is heftig, pijnlijk op vele lagen, ondragelijk soms, te groot voor een mens, zou je zeggen. Bij tijd en wijle vond ik het zo moeilijk dat ik dacht dat het nooit meer goed zou komen met mij. Ik heb ervaren dat er steun is, steun in de mensen om me heen en vooral in mijzelf, daar waar ik niets over te vertellen heb, het mysterie van mijn leven. Er maakt zich een diepe verwondering van me meester over alles wat zich in mij heeft afgespeeld, ik stond erbij en keek ernaar, het gebeurde aan mij. Ik heb er ruimte aan moeten geven, ik had eenvoudigweg geen keus. Het is nog steeds gaande, er is zoveel gaande waar ik geen weet van heb, wat ik niet kan zien, maar slechts kan voelen en waaraan ik me wil overgeven.

Mijn geluk is onafhankelijk geworden, is niet langer afhankelijk van een ander, een status, een situatie. Ik voel een enorme bevrijding. Ik voel me opgenomen in de allesomvattende liefde, ik lijk erin opgelost, net als mijn man, mijn grote aardse liefde. We ontmoeten elkaar in de stilte van mijn hart, in het hart van een bloem, in het gekwetter van een vogel, in het gesprek met de ander, tussen regels in, tussen woorden door. Mijn hart heeft geen gat meer, het is voller dan ooit, het leeft voor meer dan twee. Ik realiseer me dat deze ervaring pure genade is, een groot geschenk, waar ik niets anders voor heb kunnen doen dan het te accepteren. Doordat mijn grote liefde stierf, werd ik me bewuster van de grote Liefde in mijn hart. Toen hij insliep, werd ik wakker aan het leven.

( uit hoofdstuk ‘niets verloren, iets gekregen’ blz.11)

Marijtje, 3 september 2009

Geen opmerkingen:

Een reactie posten